Skyline

Skyline

DSG 1 – De Toren 1: 2 – 4


Dit keer waren Frank en Robbie wel van de partij, maar Patrick en Fred niet; je kunt wel dromen van de ideale opstelling, maar tussen droom en werkelijkheid 
staan bijna altijd obstakeltjes die van de droom een nachtmerrie maken. Omdat ik had geconstateerd dat de mannen uit Arnhem meestal in een tactische opstelling verschijnen, had ik daar ook maar voor gekozen. Toen voor aanvang van de wedstrijd de opstellingen werden uitgewisseld, leek het erop dat ik goed had gegokt, maar de praktijk pakte anders uit. Dat kwam zo:

Chiel (1469) slaagde er niet in zijn huzarenstukje van de vorige wedstrijd – bijna winst tegen 1851- te herhalen. Dit keer moest hij het met Zwart opnemen tegen (1814) die met frisse moed van start ging. Chiel verdedigde zich taai, vond zelf dat het wel goed ging, maar rond de dertigste zet werd zijn ruimtegebrek hem noodlottig. (1814) had een combinatie met Loper, Paard en Dame die hem niet alleen een Paard zou kosten, maar ook mat onafwendbaar maakte.

Jaap (1694) had zijn avond niet. Hij opende zoals gebruikelijk met f4, maar al bij de vierde zet van Zwart moest hij constateren dat zijn tegenstander (0) wist waar het bij deze opening om draait. Hij, (0) dus), bouwde een stevige stelling op en maakte en passant twee pionnen buit. Daar bleek geen kruid tegen gewassen en na drie zeges op rij vond Jaap hier zijn Waterloo.

Robbie (1750) wist met Wit via een zeer fraaie combinatie, een torenoffer waarop zijn tegenstander (1564) terecht niet inging, een pion te winnen en kreeg een mooie stelling. Toen deed ie een domme zet, waardoor hij zijn pion weer kon inleveren. Dat zou nog niet zo’n ramp zijn geweest – de stelling zag er nu remise-achtig uit – als Robbie een paar zetten later niet de rampzaligste zet uit zijn 40jarig schakersleven had gedaan: terwijl (1564) een Dame op a5 had staan, gaf hij met zíjn Dame schaak op c7!!  Dame weg, partij weg, Robbie weg.

Frank (2111) mocht met Zwart de strijd aanbinden tegen (2080). Het werd een Open Siciliaan waarin (2080) al snel g3 speelde en Frank meteen uit het boek was.

 (2080) trok snel van leer, rukte op met g4,g5,, f4, f5 en f6, deed nog een Paard in de aanbieding, maar daarop ging Frank wijselijk niet in. Naarstig ging hij op zoek naar tegenspel, maar veel verder dan verdedigen kwam hij niet. Uiteindelijk wist hij aan de druk te ontkomen en kreeg hij een beetje tegenspel, maar een jofele stelling was het niet. Toen zijn tegenstander remise aanbood, kon Frank dat niet weigeren.

Albert (1391) trof met Wit René Reulink  (1339) en deelt ons mede: Met wit kon ik mijn favoriete Italiaanse opening spelen. Het ging niet helemaal naar wens, hoewel ik een behoorlijke dreiging op de F-lijn had. Op zet 26 ging ik iets te vlug in de aanval en op de  32e  zet moest ik een toren  voor een loper opgeven. Ik kreeg even later wel 2 vrijpionnen op de C-  en de D-lijn, die bijna tot de achterste lijn kwamen.   Maar het leverde me enkel  een toren voor een loper op.Ik stond nog steeds wel  met 2 pionnen achter  (4 tegen 6 pionnen).   Ik kon de torens afruilen en met een paard tegen een loper bleek toch de kracht van een paard tegen een  loper, die mijn pionnen op zwart niet kon aanvallen. Ik kon al zijn pionnen en zelfs de loper opruimen en had uiteindelijk nog een paard en een pion, die zou gaan promoveren.

 Jan (1424): e4 beantwoordde ik met het Scandinavisch, maar dat leverde me weinig voordeel op; mijn tegenstander (1425) doorzag mijn plannetjes en ik de zijne. Zo ging het gelijk op en was het pot remise. Maar met mijn 39ste zet speelde ik, om wat pionnen op te ruimen op mijn Koningsvleugel, een verkeerde pion op en dat had fataal kunnen aflopen als (1425) met de goeie pion had ingeslagen, maar gelukkig koos  hij de verkeerde. Nu eindigde de strijd in een wederzijdse pionnenrace, waarbij ik net één zet eerder was. Dat gaf mij de mogelijkheid zijn laatste pion te slaan, waarna ik ook nog de Dames kon ruilen, zodat het met K tegen K terecht remise werd.