Ja, dat is lachen als je tegenstander twee pionnen achterstaat en een toren heeft die niet meedoet en jij al een toren op de tweede rij hebt. Dan weet je bijna zeker dat je aan het eind van de avond ook lacht.
Ben straalt een zekere gelatenheid uit. Wat hij ook doet, hij komt niet onder de druk uit. Zettenlang balanceert hij nu al op de rand van de afgrond. In de opening sloeg hij een verkeerd pionnetje en vanaf dat moment hoopten zich de stukken op die op het zijn Koning hadden gemunt.
Daarachter zien we onze andere openingsexpert. Jan kreeg een inferieure variant van het Schots tegen, maar was vergeten wat daarvan de weerlegging was. Dat leidde tot veel vruchteloos gepieker en geprakkizeer, waarna hij in arren moede maar een pion weggaf die hij nooit meer zou terugzien.
Hier zien we twee echt grote denkers aan het werk. Er wordt niet nagedacht over concrete zetten maar over universele vraagstukken: “Wie werpt de eerste steen? Wie bindt de kat de bel aan? Is de aanval de beste verdediging? Beslissen we deze strijd middels het harmonie- of middels het conflictmodel? ” De conclusies van Albert: ‘Ik. Ik. Ja. Het laatste.” En zo bood hij zijn tegenstander ruimte en aanknopingspunten aan en uiteindelijk de partij.
Naast hem staat iemand die op nonchalante wijze zijn mannetje staat: een kenner, een killer, Emile, kortom. Die moet je geen voordeeltje geven, daartegen moet je voortdurend de kop er bijhouden, want doe je dat niet dan pakt ie je. Zijn tegenstander had deze foto natuurlijk niet gezien en wist dat niet. 1 – 0 voor ons.
Joop staat niet op een foto, want hij maakte ze. Hij maakte ook nog een zeer verdienstelijke remise.
.