Skyline

Skyline

Theothorne 1 – DSG 1: 3 - 3

Na een seizoen dat ons niet bracht wat we ons ervan hadden voorgesteld – met ons sterrenteam eindigden we in de middenmoot -, begonnen we vol goede moed aan het nieuwe.

De seizoenstart bracht ons naar Dieren en dat is natuurlijk een goed begin: een uitwedstrijd en toch maar zeven minuten rijden, aardige mensen, een goed voorziene bar en een team dat we zouden moeten kunnen hebben. We begonnen daar dus vol goede moed en terecht, want na anderhalf uur spelen stonden we al met 2 – 0 voor.


Jaap
(1677), met wit,  opende met f4 en dat kende zijn tegenstander (0) niet. Die dacht kennelijk ‘f4? Da’s verzwakking van de Koningsstelling’ en onverschrokken ging (0) met een Paard ten aanval, dat hij helemaal naar g3 wist te spelen en ook nog wist te dekken met een pion op h4. Intussen ontwikkelde Jaap zijn stukken en rolde hem op: 0 - 1.

Jan (1411), met zwart, trof een allervriendelijkste jongeman (0) die op de tiende zet nog een vorkje wist te ontwijken, maar vijf zetten later kon ik dat toch plaatsen, won een Paard en zes zetten later gaf de allervriendelijkste jongeman terecht op: 0 – 2.

Bij Fred (1674), met zwart,  werden alle stukken afgeruild tot er een handvol tegen elkaar aanblazende pionnen waren over gebleven en Fred nog een Paard had en zijn tegenstander (1589) een Loper. Beiden vonden dat de strijd hiermee wel gestreden was. ½ - 2½ derhalve.

Met nog drie partijen te gaan leek dit een veelbelovende tussenstand. Maar schijn kan bedriegen.

Patrick (1753), met zwart,  kwam tegen (1746) goed uit de opening, maar een iets te enthousiast opspelen van zijn h-pion kostte hem twee tempi, waarna hij niet meer lekker in het spel kwam. Een oprukkende vrijpion maakte hem het leven knap lastig en werd, ondanks taai verzet, uiteindelijk zijn ondergang. 1½ - 2½.

Bij Ben (1445), met wit, en zijn tegenstander (1642) ging het lang gelijk op, tot Ben de betere stelling leek te hebben. Toen bedacht hij twee plannen, dacht daar lang over na en koos toen het verkeerde. 2½ - 2½.

De partij van Frank (2104), met wit, moest dus de beslissing brengen. Als tegenstander trof hij de ons welbekende Vrouwenraets (1891). Die kwam met een onbekende, in de nis van een kelder onder het stof vandaan gehaalde variant van het frans op de proppen, waar Frank geen greep op kreeg. Er werd doorgepield tot beiden zowat door hun tijd heen waren, toen werd tot remise besloten.

En zo eindigde onze eerste wedstrijd in een 3 – 3 gelijkspel. Omdat we, zolang ik me dat kan herinneren, met ons eerste team de eerste competitiewedstrijd altijd hebben verloren, moeten we dit resultaat toch maar als  een opsteker beschouwen.