Wat ik toch wel een teleurstelling vind, dat is als de te kloppen man niet te kloppen blijkt. Je denkt: ook een te kloppen man moet toch weleens een penning over het hoofd zien, met een achtergebleven pion zitten, in zetdwang komen, een Loper hebben die vaststaat achter zijn pionnenketen. Maar dan ken je onze te kloppen man niet. Hij niet. Of misschien wel, maar zagen wij dat niet. En daarom was hij niet te kloppen. Hoogst onverkwikkelijk.
Na de vier ronden die op de eerste speelavond werden gespeeld, stond Jaap, want over hem heb ik het, dankzij overwinningen op Paul, Albert, Maksym en Koert, met een voorsprong van drie punten op Albert, fier en ongeslagen bovenaan. Zijn onorthodoxe openingsrepertoire leent zich uitstekend voor partijen met een korte duur waarin Jaap op bekend gebied speelt en zijn tegenstander het wiel moet uitvinden.
De tweede avond ging hij op dezelfde wijze verder. In de vijfde ronde versloeg hij Chiel. In de zesde leek het erop dat hij tegen mij zijn eerste punt zou verliezen, maar hier toonde Jaap zijn andere sterke kant nl het eindspel, waarin hij duidelijk gewiekster speelde dan ik. De zevende en laatste ronde was slechts een formaliteit, maar daarin toonde Jaap zijn eerzuchtige, op winst beluste kant en versloeg hij Paul voor de tweede maal.
Als je met 7 uit zeven eerste wordt, ben je niet alleen een niet te kloppen man, maar ook een waardig kampioen.
Gefeliciteerd, Jaap.