Fred had zo halverwege het
middenspel al wel redelijk wat tijd verbruikt, maar nog niet veel bereikt: de
stelling zag er zeer remiseachtig uit. Maar toen deed zijn tegenstander achter
elkaar twee impulsieve, en derhalve
onnauwkeurige, zetten waardoor hij een
kwaliteit verloor. Toen gaf hij op.
Fred dus zeker van een tweede
plaats.
Bij Jan ging de strijd lang gelijk
op en dat was niet zijn verdienste, maar dat kwam omdat zijn tegenstander ten
onrechte een ongedekt Paard niet durfde te slaan. Met nog twee minuten op zijn
klok en nog zeventien op die van Arno, trok Jan ten aanval en ging voor mat.
Had hij gezien dat de klokken nu aangaven
dat Arno nog 35 seconden overhad en hij er 45 had, dan had hij iets
langer nagedacht; nu gaf hij zijn Paard weg. Jammer, maar geen nood: eeuwig
schaak door herhaling van zetten kon ook nog. Dat ging twee keer goed: schaak,
Dame ertussen, Dame terug en schaak en Dame ertussen en toen gaf hij zo schaak
dat dit het eenvoudigst te pareren was door zijn Dame te slaan. Maar Arno zat
zo in het ritme van tussenplaatsen dat hij dat weer deed. Toen volgde nog twee
schaakjes op de goede manier en werd het remise en Jan kampioen. Zonder geluk vaart niemand wel,
zullen we maar zeggen.